De verrassende Amerikaanse band Aaron Parks & Little Big bracht elektronische, melodieuze, lyrische muziek in de volgepakte zaal van het Koorenhuis, waarbij jazz en rock elkaar wisten te vinden. Het klonk fris, ritmisch, dynamisch. De in ruime kleding en muts gestoken Aaron Parks is in al zijn bescheidenheid de onbetwiste leider, als componist natuurlijk maar ook als regisseur van de andere bandleden, vooral bij de nummers van het nieuwe nog te verschijnen album. Aaron zat als een verkeersleider achter zijn drie toetsinstrumenten: vleugel, Fender-Rhodes en synthesizer. Ingetogen, soms juist bijna verbeten, was hij voortdurend in dialoog met gitarist Greg Tuohey. De ritmische ondersteuning was van DJ Ginyard op elektrische bas en Tommy Crane op drums. Naast nieuw werk speelde de band ook veel bekende nummers van het laatste album Little Big uit 2018, waaronder Professor Strangeweather, Small Planet en Kid.
Je wist soms bijna niet uit welk instrument de solo’s kwamen, zo gingen ze in elkaar over. En dat bleek precies de bedoeling (‘Je hoeft niet te klappen als je niet weet wanneer een solo eindigt, het is allemaal onderdeel van ons geheel)’, zo vertelde Parks in een van zijn licht melancholische en nogal traag uitgesproken terzijdes over de wereld van vandaag. Trump, het milieu, oorlogen, het wedstrijdelement dat bij alles een rol speelt, het maakt Parks allemaal niet zo vrolijk. Toch wist hij er steeds weer een humoristische, bijna ondeugende kwinkslag aan te geven. Dan zag je zijn pretoogjes fonkelen.
Het schrijven, componeren en uitvoeren van muziek als remedie tegen zorgen en melancholie. Als dromen vol onschuldige verwondering leken de nummers zich vaak te ontwikkelen tot krachtige stormen, voortgestuwd door bas en drums, en vaak weer uitstervend als een bezinning, als een op de valreep gesloten vrede met ‘the way it is’.
Ed Vervoorn, marketing medewerker